tjgz logo

Over dit tijdschrift

TJGZ is een Nederlandstalig, open access, wetenschappelijk tijdschrift op het terrein van de jeugdgezondheidszorg. TJGZ biedt de mogelijkheid aan jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, kinderartsen, onderzoekers, epidemiologen, sociaal geneeskundigen en al diegenen die in de zorg rond jeugd werken, over interessante onderwerpen te rapporteren. Het tijdschrift helpt professionals die werkzaam zijn in dit domein op de hoogte te blijven van belangrijke praktijkervaringen, onderzoeksresultaten en aanverwante onderwerpen die relevant zijn voor de preventieve zorg voor kinderen en jeugdigen van 0-23 jaar.

Huidig nummer

2024
Gepubliceerd: 2024-05-08

Artikelen

  • 'Known groups’ validiteit van de SPARK36 Een gespreksleidraad voor vroegsignalering van ontwikkelings- en opvoedproblemen bij kinderen, tijdens verpleegkundige consulten

    Ann Keymeulen, Ingrid I.E. Staal, Marlou de Kroon, Theo van Achterberg

    INLEIDING: De SPARK36 (Signaleren van Problemen en Analyseren van het Risico bij opvoeden en ontwikkelen van kinderen leeftijd 36 maanden) is een gestructureerde gespreksleidraad voor het inschatten van zorgen en behoeften aan ondersteuning bij ontwikkelings- en opvoedproblemen, vanuit het perspectief van ouders en de jeugdgezondheidszorg-professional. Eerder werd de haalbaarheid van de SPARK36 tijdens het preventief kleuterconsult met ouders aangetoond. Deze studie evalueerde de ‘known-groups validiteit’ van het instrument. Known-groups, ook wel discriminerende validiteit genaamd, is een vorm van construct-validiteit die het vermogen meet van een instrument om onderscheid te maken tussen verschillende groepen. 

    METHODE: In 2020-2021 werd een cross-sectioneel onderzoek opgezet binnen de Vlaamse Centra voor Leerlingenbegeleiding waarbij SPARK36-gegevens van driejarigen en hun ouders werden verzameld door verpleegkundigen. De known-groups validiteit werd beoordeeld door het toetsen van twee hypothesen: ‘de SPARK36 risico-inschatting is hoger bij kinderen 1) van ouders met een lagere socio-economische status, en 2) uit gezinnen met ≥4 risicofactoren voor kindermishandeling’. De hypothesen werden getoetst met de Fisher exact toets.

    RESULTATEN: De SPARK36 risico-inschatting van 599 kleuterconsulten met ouders werd gemaakt door 29 verpleegkundigen. Beide hypothesen werden aanvaard (p<0.0001) en de effectgrootte varieerde van 0,18 tot 0,25.

    BESCHOUWING: De resultaten in deze studie ondersteunen de hypothese dat met de SPARK36 risico-inschatting voor het vroegsignaleren van ontwikkelings- en opvoedproblemen bij driejarigen op een valide manier gebeurt. Vervolgonderzoek naar andere aspecten van validiteit en betrouwbaarheid van de SPARK36 is aan te bevelen.

  • Vroegsignalering van risico op kindermishandeling binnen de jeugdgezondheidszorg: Evaluatie van de voorspelkracht van de SPARK-methode

    Isidora Stolwijk, Claudia van der Put, Ingrid Staal

    Inleiding: De SPARK (Signaleren van Problemen en Analyseren van Risico bij opvoeding en ontwikkeling van Kinderen) is een gestructureerde gespreksmethode om opvoed- en ontwikkelingsproblematiek bij ouders van jonge kinderen vroeg te signaleren. In de huidige studie werd onderzocht in hoeverre de SPARK-methode geschikt is om het risico op kindermishandeling in te schatten, en in hoeverre de risico-inschatting kan worden verbeterd door ontwikkeling van een actuariële module.

    Methode: Secundaire analyses werden uitgevoerd op N = 1.582 SPARK-metingen welke werden gekoppeld aan gegevens over jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdhulp met verblijf in een follow-up periode van 10 jaar. De voorspellende waarde werd geëvalueerd met Area Under the receiver operating characteristic Curve (AUC) waarden.

    Resultaten: De klinische risico-inschatting van de SPARK had een goede predictieve validiteit (AUC = 0,72; groot effect). De actuariële module leidde tot een significante verbetering van de predictieve validiteit (AUC = 0,81 groot effect).

    Conclusie: De resultaten laten zien dat de SPARK-methode geschikt is voor het inschatten van het risico op kindermishandeling en dat de actuariële risico-inschatting een waardevolle toevoeging is. De SPARK met actuariële module kan worden gebruikt als versterking voor JGZ-professionals, bijvoorbeeld om extra ondersteuning aan te bieden aan gezinnen met een hoger risico op kindermishandeling. 

  • Eerste ervaringen met het implementeren van de interventie Meer Aandacht voor Ziekgemelde Leerlingen op het primair onderwijs (MAZL PO)

    drs. M.M. van Keulen, dr. Y.T.M. Vanneste

    Inleiding: De interventie Meer Aandacht voor Ziekgemelde Leerlingen Primair Onderwijs (MAZL PO) is ontwikkeld voor de aanpak van ziekteverzuim onder basisschoolleerlingen. Voorliggend onderzoek beschrijft de eerste ervaringen van onderwijspersoneel met de implementatie van MAZL PO met als doel aandachtspunten voor de invoerstrategie te genereren. 

    Methode: Zeven semigestructureerde interviews met onderwijspersoneel van één school en deductieve analyse aan de hand van het Meetinstrument Determinanten van Innovaties. 

    Resultaten: Volgens de geïnterviewden sluit MAZL PO goed aan bij het voormalige ziekteverzuimbeleid op school, hun taakopvatting, kennis en vaardigheden. Tegelijkertijd komt ziekteverzuim dat niet opvalt door het verzuimpatroon of het gedrag van de leerling met MAZL PO beter in beeld. MAZL vraagt leerkrachten omvangrijk verzuim explicieter en bewuster te duiden als zorgwekkend of niet. Geïnterviewden blijken niet eenduidig hierin. Ook plaatsen zij vraagtekens bij de toepassing van de MAZL-criteria op alle leerlingen. Prioritering van het thema ziekteverzuim, en draagvlak, binnen de gehele school wordt als randvoorwaardelijk gezien. 

    Conclusie: Bij de implementatie van MAZL PO wordt geadviseerd voldoende prioriteit aan MAZL te geven en een breed draagvlak te creëren. Binnen de deelnemende school verrijkte MAZL PO het voormalige verzuimbeleid met meer bewustwording van "verzuim onder de radar" en het explicieter en eenduidiger duiden van ziekteverzuim als zorgwekkend of niet. 

  • De implementatie van het prenatale huisbezoek door de jeugdgezondheidszorg: een eerste verkenning in de jeugdgezondheidszorg. Verkenning implementatie prenatale huisbezoek door de jeugdgezondheidszorg

    Yvonne Vanneste, Elle Struijf, Ingrid Staal

    Inleiding: Het prenatale huisbezoek door de jeugdgezondheidszorg is sinds 1 juli 2022 bij wet geregeld. Dit onderzoek verkent de samenwerking, uitvoering en aandachtspunten daarbij.

    Methode: In juni 2023 werden vragenlijsten uitgezet onder uitvoerend jeugdverpleegkundigen en managers JGZ, gevolgd door een verdiepingssessie.

    Resultaten: 40 managers en 156 jeugdverpleegkundigen vulden de vragenlijst in. In totaal werden tussen 1 januari en 1 april 2023 door 22 JGZ-organisaties 977 prenatale huisbezoeken uitgevoerd. Het prenatale huisbezoek werd besproken in diverse samenwerkingsoverleggen. De informatievoorziening en aanmeldprocedure verliepen meestal (76%) via de website van de JGZ-organisatie. In 54% van de organisaties voerden alle jeugdverpleegkundigen het prenatale huisbezoek uit, 57% had interne scholing georganiseerd. Van de jeugdverpleegkundigen voelde 90% zich voldoende bekwaam en 47% vond één huisbezoek meestal niet voldoende. De samenwerking met lokale partners werd door 74% van hen positief beoordeeld en 79% gebruikte een eigen digitaal volwassenendossier voor verslaglegging. De respondenten benadrukten de regierol van gemeenten en pleitten voor verbeterde toeleiding en bekendheid van het prenatale huisbezoek bij de tweede- en derdelijns geboortezorg.

    Conclusie: Een eerste verkenning van de implementatie van het prenatale huisbezoek door de JGZ na de wetswijziging toont aan dat de implementatie is opgepakt. Ook zijn meerdere verbeterpunten geïdentificeerd.

Proefschriftbespreking

  • Ouder, kind en professional op dezelfde pagina; implementatie en evaluatie van een voor clienten toegankelijk jeugddossier in een Nederlandse Centrum voor Jeugd en Gezondheid Evaluatie van het voor ouders en jongeren toegankelijke Jeugddossier Noord-Veluwe

    Janine Benjamins

    Dit promotieonderzoek, uitgevoerd in de Centra voor Jeugd en Gezin op de Noord-Veluwe, onderzocht het Noordveluwse Jeugddossier, een voor ouders en jongeren volledig toegankelijk dossier. Het dossier werd gebruikt door JGZ- en Jeugdhulp professionals en stelde ouders, en jongeren vanaf 12 jaar, in staat om alle dossierinhoud te lezen, afspraken te beheren en te communiceren met professionals. Het doel was te evalueren of het gebruik van het Jeugddossier persoonsgerichte geïntegreerde zorg voor jeugd bevorderde, afgemeten aan toegenomen autonomie bij jongeren en ouders, groeiende interprofessionele samenwerking, en verbeterde ervaren kwaliteit van zorg.

    Het onderzoek omvatte een literatuuronderzoek, procesevaluatie van de ontwikkeling en implementatie, en een effectevaluatie. Het toonde aan dat ouders en jongeren meer autonomie ervoeren, vooral wanneer zij actief gebruik maakten van de inzagefunctie. Ze voelden zich beter geïnformeerd en meer betrokken, wat leidde tot meer persoonsgerichte zorg. Het dossier vergrootte het vertrouwen in dataveiligheid en bevorderde snellere communicatie met het CJG. Interprofessionele samenwerking verbeterde, hoewel dit niet significant was in kwantitatieve uitkomsten, mede door verschillen tussen organisaties,  en ervaren knelpunten in dossiervoering en privacydilemma's.

    Voor kwetsbare groepen zoals praktisch opgeleiden en mensen met een migratieachtergrond bleek het dossier bij gebruik een onverwachts grote meerwaarde te hebben, ondanks een lagere adoptie. Professionals speelden een cruciale rol in het stimuleren van gebruik en in het bevorderen van autonomie.

    De studie concludeert dat een cliënt-toegankelijk dossier bijdraagt aan persoonsgerichte zorg, in het bijzonder voor kwetsbare groepen. Het benadrukt de rol van professionals in het bevorderen van autonomie en het belang van organisatorische ondersteuning voor effectieve samenwerking. De implementatie van zo'n dossier is complex en vereist een verandering in gedrag van cliënten, professionals, en organisaties, en moet daarom zorgvuldig worden gepland en begeleid.

  • Slaap Veilig: Wetenschappelijk Onderbouwde Wiegendood Preventie in Nederland

    Floortje Kanits

    Het plotselinge en onverwachte overlijden van een baby (wiegendood) heeft diepgaande gevolgen voor gezinnen en nabestaanden. Preventiestrategieën hebben zich effectief getoond, wat heeft geleid tot een afname in de wereldwijde incidentie van wiegendood. Echter, door de lage aantallen in Nederland kan de aandacht voor preventie verslappen, met als gevolg een toename in incidentiecijfers. Dit proefschrift draagt bij aan effectieve en wetenschappelijk onderbouwde preventieadviezen voor (toekomstige) ouders in Nederland. Belangrijke risicofactoren voor wiegendood zijn onder andere slapen van een baby in buikligging, onveilige bedden en/of beddengoed, en het delen van het bed met ouder(s). Beschermende factoren zijn onder andere het gebruik van een slaapzak, het geven van een fopspeen, het delen van de kamer met ouder(s) en borstvoeding. Hoewel Nederlandse ouders verbeteringen lijken te laten zien in het opvolgen van de richtlijnen voor veilig slapen, tonen afbeeldingen op sociale media vaak inconsistenties met deze richtlijnen. De voornaamste implicatie van dit proefschrift is het vernieuwen van de aandacht en het bewustzijn over wiegendood en de preventie ervan, wat nog altijd noodzakelijk is.

  • Een gepersonaliseerde preventieve Jeugdgezondheidszorg, de 360°KIND-profiel studies

    Miriam Weijers

    Deze proefschrift bespreking beschrijft het longitudinaal onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling en evaluatie van een innovatief 360°KIND-profiel. Het doel was te komen tot een adequate representatie van een gezondheidssituatie van een kind met theoretische ordening van data in lijn met het bio-psychosociale (BPS) concept van gezondheid en het classificatiesysteem dat hierop is gebaseerd: “the International Classification of Functioning, Disability and Health” (de ICF). Het 360°KIND-profiel is specifiek onworpen om optimaal het preventief klinisch redeneren en gezamenlijke besluitvorming te ondersteunen, evenals het streven naar een gepersonaliseerde JGZ met, naast preventie van gezondheidsproblemen, ruime aandacht voor predictie en pro-actieve bevordering van gezondheid, personalisatie van zorg met actieve participatie van zorggebruikers.

    Relevante stakeholders zijn gedurende het hele traject actief betrokken om een prototype te realiseren dat zo goed mogelijk past binnen de JGZ-context. 

    Het opgeleverde 360°CHILDoc biedt directe toegang tot een begrijpelijk overzicht van relevante gezondheidsdata in één beeld. Veelbelovende resultaten zijn gevonden omtrent de validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid en potentiele voordelen voor de JGZ-praktijk. JGZ-professionals en ouders verwachten dat het tijdbesparend is en op een bekrachtigende wijze een overdracht van holistische JGZ-informatie faciliteert. Het maakt online toegang tot een samenvatting van het DDJGZ mogelijk voor ouders/jongeren. Het ondersteunt het preventief klinisch redeneren en en gezamenlijke besluitvorming en stuurt denkprocessen intuïtief (onbewust) in lijn met de ICF en een meer predictieve, persoonsgerichte en participatieve zorg. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het werken met het 360°CHILDoc stimuleert tot meer consistente en gestructureerde JGZ-dataregistraties zodat bruikbare data op populatieniveau gegenereerd kunnen worden.

    Echter, implementatie wordt gehinderd door substantiële organisatorische factoren, gerelateerd aan het huidige DDJGZ, een ervaren tijdgebrek en onvoldoende prioritering en facilitering van dit innovatieproject. Versterking van zowel de ”bottom-up”-draagkracht voor de innovatie als de “top-down” daadkracht op regionaal en landelijk niveau is essentieel voor een succesvolle implementatie.

  • Ervaren sociale steun en eenzaamheid Onderzoek naar sociale factoren die samenhangen met de gezondheid en het welzijn van ouders van jonge kinderen

    Irene Fierloos

    In onderzoek naar publieke gezondheid is er relatief weinig aandacht geweest voor de invloed van ‘sociale factoren’ op gezondheid en gebruik van zorg. Dit proefschrift focuste zich op twee sociale factoren: ervaren sociale steun en eenzaamheid. Ervaren sociale steun werd onderzocht onder ouders van kinderen in de leeftijd van 0-8 jaar (Deel I) en eenzaamheid werd onderzocht onder volwassenen van 70 jaar en ouder in vijf Europese landen (Deel II). We bespreken hier enkel de resultaten van het eerste deel van dit proefschrift.

    Dit proefschrift draagt bij aan empirische onderbouwing voor diverse manieren waarop ervaren sociale steun samenhangt met de gezondheid en het welzijn van ouders van jonge kinderen. Sociale steun kan hun zelfvertrouwen in opvoedvaardigheden versterken en kan invloed hebben op het gebruik van zowel formele hulp, zoals jeugdgezondheidszorg, als informele hulp, zoals mediagebruik voor opvoedvragen. Deze resultaten laten zien dat sociale factoren aandacht verdienen in toekomstig (praktijkgericht-)onderzoek naar publieke gezondheid. Er is samenwerking tussen wetenschap en praktijk nodig om beter te begrijpen hoe sociale steun kan worden ingezet om de gezondheid en het welzijn van gezinnen te versterken.

Boekbespreking/ Ingezonden reactie (= op artikel TJGZ)

  • Wij waren wees 48 kinderen die opgroeiden in het Elisabeth Weeshuis in Culemborg

    Roselin van der Torren

    Het boek ‘Wij waren wees’ is het resultaat van een project van het Elisabeth Weeshuismuseum in Culemborg. Hierin krijgen 48 van de ruim 700 weeskinderen die in de periode 1560-1952 in het Elisabeth Weeshuis woonden, een verhaal en een gezicht. Het boek heeft als doel ‘ons mee te nemen door de geschiedenis en tegelijkertijd na te laten denken over de wereld van vandaag’. Een ambitieuze doelstelling, die het boek door de unieke verhalen en bijzondere vorm waarmaakt. Er doorheen bladerend ontvouwt zich een blik op de tijdgeest, een inkijkje in de omstandigheden waarin wezen opgroeiden door de eeuwen heen.

Bekijk alle nummers