2025
Artikelen
-
Digitale zorg in de jeugdgezondheidszorg: ontwikkeling en haalbaarheid van een zorgpad met e-consulten
Inleiding: De JGZ nodigt op specifieke leeftijden alle ouders uit voor fysieke consulten om de ontwikkeling van het kind te volgen. Na validering van de Structured Problem Analysis of Raising Kids (SPARK) ontstond de mogelijkheid om de zorg te differentiëren op basis van de verschillende behoeften van gezinnen.
Methode: Dit onderzoek startte met de ontwikkeling van een zorgpad met e-consulten voor peuters met laag risico. Na implementatie werden gezondheid en ontwikkeling van het kind gevolgd via door ouders ingevulde vragenlijsten. Ter evaluatie werd een consult op de leeftijd van 30 maanden uitgevoerd en werden gebruikerservaringen van ouders en jeugdverpleegkundigen uitgevraagd.
Resultaten: Het bleek in de dagelijkse praktijk haalbaar om ouders en kinderen met een laag risico op opvoedings- en ontwikkelingsproblemen e-consulten aan te bieden, die hen ondersteunen. Binnen de projectduur zijn 106 e-consulten op 24 maanden, 81 op 30 maanden en 59 op 36 maanden uitgevoerd. Ouders waren zeer tevreden over de e-consulten, in tegenstelling tot jeugdverpleegkundigen.
Beschouwing: Dit onderzoek liet veelbelovende mogelijkheden zien voor digitale zorg in de JGZ. Het perspectief van ouders motiveerde jeugdverpleegkundigen om door te gaan met e-consulten. Door te beginnen met een digitaal aanbod voor ouders en kinderen met laag risico, kan tijd vrijkomen om in te zetten voor ouders en kinderen met meer zorgbehoeften en hoger risico. Vervolgonderzoek naar de effectiviteit van e-consulten ten opzichte van fysieke consulten volgt.
-
Gezinsvriendelijkheid in Nederland: Een kwalitatief onderzoek naar de factoren die een rol spelen bij gezinsvriendelijkheid in Nederland vanuit de perceptie van ouders
Inleiding: Opvoeden in de huidige maatschappij brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Toch is er al sinds 2008 geen gezinsbeleid meer in Nederland. Gezinsvriendelijkheid is cruciaal voor het welzijn van zowel gezinnen als de maatschappij als geheel. De vraag is welke factoren ouders als essentieel beschouwen voor gezinsvriendelijkheid in Nederland.
Methode: De open tekstvelden van de jaarlijks landelijk uitgezette digitale vragenlijst ‘Staat van het gezin’ zijn kwalitatief geanalyseerd. Resultaten: Ouders (N = 3.026) gaven de gezinsvriendelijkheid in Nederland gemiddeld een 7,1. Zes kernfactoren vanuit ouderperspectief werden geïdentificeerd: combineren werk en gezin, publieke ruimte, maatschappij, financieel, ouderschap en opvoeden, en kindzorg-ondersteunende organisaties.
Beschouwing: Het gebruik van het ouderperspectief uit deze studie kan een eerste stap zijn in de richting van te formuleren gezinsbeleid. Voor jeugdgezondheidszorg (JGZ) professionals biedt dit onderzoek aanknopingspunten om door te gaan met het ondersteunen van ouders en hun normaliserende aanpak.
-
Latentietijden van vermoede bijwerkingen na BMR-vaccinatie in de spontane meldingen van Bijwerkingencentrum Lareb
Het aantal gerapporteerde infecties van mazelen is het afgelopen jaar fors toegenomen. In Nederland wordt tegen mazelen gevaccineerd met het BMR-vaccin MMRVaxPro®. Dit is één van de twee levend verzwakte vaccins binnen het Rijksvaccinatieprogramma. Dit vaccin werd toegediend bij 14 maanden en opnieuw bij 9 jaar. In 2025 is de tweede BMR-vaccinatie naar de leeftijd van 3 jaar verplaatst. De latentietijden van bijwerkingen na vaccinatie met levend verzwakte vaccins kan afwijken van die bij geïnactiveerde vaccins. Zo wordt de latentietijd van het BMR-vaccin in de literatuur beschreven als tussen de 5 tot 12 dagen. Bijwerkingencentrum Lareb is het meld- en kenniscentrum voor bijwerkingen van geneesmiddelen, vaccins en andere gezondheidsproducten. De spontane meldingen op het BMR-vaccin zijn verzameld, opgedeeld in leeftijdscategorieën en de latentietijden van verschillende reacties zijn geanalyseerd. De latentietijden in de spontane meldingen komen overeen met de literatuur. Het eerste BMR-vaccin geeft een bimodaal patroon van de latentietijden van vermoede bijwerkingen met een duidelijke tweede piek tussen de 5-12 dagen. Bij een vaccinatiemoment met het BMR-vaccin in combinatie met een geinactiveerd vaccin is een bimodaal patroon te verwachten bij latentietijden. Het tweede BMR-vaccin toont daarentegen alleen een piek in de eerste paar dagen na vaccinatie. Een duidelijke tweede piek is hier niet zichtbaar.
Deze resultaten suggereren dat een tweede BMR-vaccinatie minder reactogeen is door reeds opgebouwde immuniteit na de eerste BMR-vaccinatie.
-
Hoe beoordeelt de Gezondheidsraad nieuwe vaccinaties?
Kinderen tot 18 jaar krijgen op dit moment vaccinaties aangeboden tegen 13 ernstige infectieziekten via het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Vele vaccinaties zijn al jaren onderdeel van het RVP, andere zijn veel recenter toegevoegd. Voordat een vaccinatie door de rijksoverheid wordt aangeboden, vraagt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) advies aan de Gezondheidsraad. Hoe gaat de Gezondheidsraad te werk gaat bij zijn advisering? En hoe wordt afgewogen of een vaccin aan het RVP wordt toegevoegd?
-
Overdracht van antistoffen in te vroeg en op tijd geboren zuigelingen na een kinkhoestvaccinatie vóór 24 weken zwangerschapsduur
Inleiding
Maternale kinkhoestvaccinatie (MKV) beschermt zuigelingen de eerste maanden na de geboorte tegen kinkhoest. Er is weinig bekend over antistofoverdracht na ‘vroege MKV’ (20-24weken zwangerschapsduur), wat belangrijk is voor de bescherming van prematuren. Deze studie onderzocht kinkhoest-specifieke antistoffen bij 2 maanden in premature en voldragen zuigelingen na vroege MKV.Methode
Vanaf 2019 kregen zwangeren een vroege MKV in studieverband of via het Rijksvaccinatieprogramma. Vanaf 2020 werden tijdig gevaccineerde vrouwen geïncludeerd, die werden opgenomen wegens een dreigende vroeggeboorte. Bloed van moeder en kind werd verzameld bij de bevalling en bij het kind op de leeftijd van 2 maanden. MKV-specifieke antistofconcentraties werden vergeleken met die van een referentie groep van voldragen zuigelingen met MKV tussen 30-33 weken zwangerschapsduur (‘late MKV’).Resultaten
Na vroege MKV was de geometrische gemiddelde concentratie (GMC) van anti-Pertussis Toxine (PT) op de leeftijd van 2 maanden 14,7IU/ml (95%BI 10,6-20,4) in voldragen zuigelingen en 11,2IU/ml (95%BI 8,1-15,3) in prematuren. In voldragen zuigelingen na late MKV was dit 27,3IU/ml (95%BI 20,1-37,1).Beschouwing
Premature en voldragen zuigelingen hebben na vroege MKV op de leeftijd van 2 maanden significant lagere anti-PT antistoffen dan voldragen zuigelingen na late MKV. Internationale data laten geen tekenen van minder goede bescherming van vroege MKV zien. Verder onderzoek moet uitwijzen of dit ook specifiek voor prematuren geldt. -
Vaccineren doen we samen
Vaccineren is één van de meest effectieve manieren van preventie. Toch staat niet iedereen te trappelen om een vaccin te krijgen of aan hun kind te geven. Het is zorgelijk dat de vaccinatie graad dalende is, zoals bij de DTP en de BMR.
Vanuit de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Mosa werken infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg nauw samen. Christian Hoebe en Rianne Reijs hebben als gastredacteuren van TJGZ een themaserie Vaccineren voor u vastgesteld. In dit redactioneel beschrijven ze welke artikelen u de komende weken kunt verwachten. Deze artikelen bestrijken grotendeels het proces om tot een goede vaccinatiegraad te komen.
-
Wat is Developmental Coordination Disorder (DCD)?
Dit artikel is bedoeld om kennis en inzicht over DCD buiten de academische wereld te bevorderen.
DCD komt bij 5-6% van de kinderen voor, en is daarmee één van de meest voorkomende stoornissen tijdens de ontwikkeling van kinderen. Daarom is het verrassend dat er zo weinig bekend is over DCD bij professionals in de jeugdgezondheidszorg en leerkrachten. Voor ouders is dit gebrek aan kennis frustrerend. Het doel van dit artikel is om de belangrijkste kenmerken van DCD te beschrijven om daarmee de kennis over en inzicht in DCD te vergroten. -
Verwijscriteria JGZ-richtlijn ‘Voeding en eetgedrag’ geven aanleiding tot veel verwijzingen JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag leidt tot veel verwijzingen
Inleiding
De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) richtlijn ‘Voeding en eetgedrag’ heeft onder andere als doel het tijdig signaleren van ( een risico op) een voedingsstoornis of eetstoornis. Op basis van consensus zijn verwijscriteria op basis van biometrische gegevens opgesteld. Het doel van dit onderzoek is nagaan tot hoeveel verwijzingen de verwijscriteria zullen leiden bij strikt toepassen hiervan.
Methoden
Een retrospectieve cohortstudie. Er is gebruik gemaakt van geanonimiseerde biometrische gegevens, verzameld bij 38.026 kinderen waarvan de ouders in Nederland zijn geboren (2012-2016, JGZ Den Haag). Per leeftijdsperiode is er voor elk verwijscriterium gericht op lengte en/of gewicht onderzocht welk percentage kinderen hieraan voldoet.Resultaten
Het percentage kinderen dat voldeed aan de verwijscriteria varieerde, afhankelijk van het criterium, van 2% (afname in gewicht-naar-lengte, 1-<4 jaar) tot 85% (afname in lengtegroei, 0 - <1 jaar).Beschouwing
Een deel van de verwijscriteria gebaseerd op biometrische gegevens leidt bij strikte toepassing tot hoge verwijspercentages. Vanwege de belangrijke rol van omgevings- en psychosociale factoren zijn anamnese en lichamelijk van cruciaal belang bij het bepalen van de vervolgstappen. Verschillende verwijscriteria dienen op korte termijn te worden aangepast. Tevens dient er een validatiestudie te worden opgezet. -
De betrouwbaarheid van de groeigegevens bij 1-21 jarigen van de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen en de Gezondheidsenquête
Inleiding
Het doel is om na te gaan of de gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen (GM V&O) en de gezondheidsenquête (GE) voldoende betrouwbaar zijn voor beleidsbeslissingen over lengte en overgewicht bij 1-21 jarigen.
Methode
Lengte en body mass index (BMI) van 21-jarigen uit de GM V&O uit 2012 en 1-20 jarigen uit de GE uit 1997, 2009 en 2010 zijn vergeleken met de groeireferenties van de vierde en vijfde landelijke groeistudies. De methodiek van data verzameling voor de GE verschilde in 2009 van die in 2010, hetgeen de reden was dat deze gegevens ook zijn geanalyseerd.
Resultaten
Binnen de GM V&O data kwamen de gemiddelde en standaarddeviatie (SD) van lengte en BMI nagenoeg overeen met de groeireferenties. Binnen de GE data werd de lengte over het algemeen overschat en de BMI onderschat en was de spreiding hoog, met name bij jonge kinderen. Binnen de groeistudies zagen we binnen alle leeftijdsgroepen een toename in het percentage overgewicht tussen 1997-2009, terwijl dit binnen de GE data niet het geval was of minder sterk.
Beschouwing
De eindlengte en BMI zijn op jongvolwassen leeftijd waarschijnlijk betrouwbaar te schatten met behulp van GM V&O. De GE data weken met name voor de jonge leeftijdsgroepen af en lijken hiermee geen betrouwbare informatie te geven over puntinschattingen en trends. Deze bevindingen werpen belangrijke vragen op over de betrouwbaarheid van zelf- of ouderrapportagegegevens bij kinderen en het gebruik hiervan voor beleidsdoeleinden.
Proefschriftbespreking
-
Ontrafelen van vaccinatiegedrag, een proefschriftbespreking
Dit proefschrift gaat over vaccinatiebereidheid. Vaccins zijn een van de meest essentiële en effectieve middelen voor het voorkomen en beheersen van infectieziekten. Desondanks zijn zorgen en controverses rondom vaccins de afgelopen jaren toegenomen, wat wereldwijd de uitdaging vergroot om een voldoende hoge vaccinatiegraad te bereiken.
Dit proefschrift heeft daarom twee hoofddoelen: 1) inzicht krijgen in de belangrijkste factoren die vaccinatiegedrag beïnvloeden bij verschillende vaccins, contexten en doelgroepen, en 2) de impact van een motiverende gespreksvoering interventie op vaccinatieacceptatie en -intentie evalueren.
Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek zijn belangrijke aanbevelingen voor zowel de praktijk als toekomstig onderzoek te formuleren. Ontwikkel communicatie strategieën op maat, betrek zorgprofessionals, pak ongelijkheden aan, zet in op het verbeteren van gezondheidsvaardigheden, verlaag barrières en verbeter de vaccinatie service. Evalueer de ervaringen van mensen tijdens vaccinatieafspraken en gebruik strategieën om stress en angst te verminderen.
Uit de praktijk
-
Zorgzaam vaccineren van kinderen. Een nieuwe visie op preventieve zorg!
Het Rijksvaccinatieprogramma is in de afgelopen jaren uitgebreid, waardoor het aantal prikmomenten is toegenomen. Tegelijkertijd blijven prikangst en andere negatieve reacties –zoals pijn, onrust, stress en flauwvallen– veelvuldig voorkomen. Voor één op de drie kinderen is het krijgen van een vaccinatie nog altijd een angstige en stressvolle ervaring. Deze ervaring kan zowel op korte als lange termijn nadelige gevolgen hebben, zoals het ontwikkelen van angst voor zorgverleners, traumatische associaties of het vermijden van zorg. Bovendien kunnen deze gevolgen intergenerationeel worden doorgegeven.
Binnen de kindergeneeskunde groeit de aandacht voor het voorkomen van negatieve ervaringen tijdens procedures. Hierdoor willen ook Nederlandse jeugdgezondheidszorgprofessionals prikangst reduceren en ‘zorgzaam vaccineren’ in de publieke gezondheidszorg verankeren.
Dit artikel presenteert praktijkinzichten en handvatten voor pijn- en angstreductie tijdens vaccinatiemomenten. Het centrale kenmerk van zorgzaam vaccineren is de empowerment van kinderen: door het creëren van voorspelbaarheid en het bieden van keuzemogelijkheden, leeftijdsaangepaste communicatie, interactie, coping strategieën en een persoonsgerichte omgeving krijgen zij controle over de vaccinatieprocedure.
Hoewel afzonderlijke interventies effectief kunnen zijn, blijkt dat een geïntegreerde aanpak –met interventies in elke fase van het vaccinatieproces– het grootste effect heeft. Daarom pleiten wij voor een brede implementatie van zorgzaam vaccineren en een nationale richtlijn.